Een pleidooi voor het zuivere egoïsme zal men zelden nog tegenkomen. Maar nog wel heel veel hoort men de leerstellingen van de rechtse ideologie dat daden verricht vanuit individualisme en egoïsme mensen via allerlei tussenprocessen uiteindelijk ten goede komen aan allen - een bekend voorbeeld is de stelling dat de rijken rijker maken ook goed is voor de armen (Brits premier Margaret Thatcher).
De rechtvaardiging van deze stelling baseert men meestal op analogieën met de gang van zaken in de natuur. Die lijn van redeneren is terug te voeren tot de Nederlandse filosoof Bernard Mandeville, en kent opvolgers in beroemde namen als Adam Smith en Milton Friedman - via welke laatste we weer aanbeland zijn bij mevrouw Thatcher.
Deze analogie met de natuur is onjuist. Wie ook maar een beetje in de natuur kijkt, ziet dat er twee hoofdstrategieën voor een soort zijn: alleen opereren, of in groepen. En dan is ook meteen duidelijk dat de groepsstrategie het meest succesvol is - het enige succesvolle voorbeeld van een solitaire strategie is het roofdier.
Binnen de groepsdieren is is een evolutie aan te wijzen: hoe ontwikkelder de soort, hoe meer men met elkaar rekening houdt. Of om precies te zijn: andersom. Ook binnen de ontwikkeling van de mensensoort is dat duidelijk waarneembaar . Maar deze trend stamt dus af van zijn evolutionaire voorvaderen, zoals aangetoond wordt door steeds meer onderzoek: ook apen blijken gedrag te vertonen waarbij men rekening houdt met elkaar, en dat gedrag blijkt gebaseerd op ingebakken structuren .
Is het nu mogelijk om deze werking van altruïsme ook te verkrijgen door uit te gaan van egoïsme, in samenspel met andere elementen, zoals Mandeville, Smith en Thatcher beweren?
Om deze vraag te beantwoorden gaan we uit van een premisse, die hoewel voor de hand liggend, niet makkelijk te bewijzen is. Die premisse is dat naarmate je meer samenwerkt, of met grotere groepen, je als geheel, als groep, betere resultaten bereikt. Zoals gezegd: voor de hand liggend. En dat geheel van samenwerking is opgebouwd uit alle stukjes samenwerking tussen de leden van de groep.
Nu definiëren we een egoïstische daad als een daad die nadelige gevolgen heeft voor anderen. en een altruïstische daad is een daad die ook ten goede komt aan anderen. Ook voor de hand liggend. Dan is een altruïstische daad hetzelfde als een samenwerkende daad, en een egoïstische daad een tegenwerkende daad.
Stel je nu een willekeurig proces voor, dat uit een combinatie van egoïstische en altruïstische daden bestaat. Dan dragen de altruïstische processen bij aan de samenwerking , dus aan het geheel, en de egoïstische die breken dat af. De som daarvan kan nooit groter zijn dan van een proces waarvan alle delen bestaan uit altruïstische componenten - wiskundige zouden zoiets gieten in een soort continuïteitsvergelijking: wat er aan totaal in gaat, moet gelijk zijn aan wat er in totaal uitkomt.
Tenzij! Tenzij er in de tussentijd iets gebeurt dat het geheel van wat er in komt op zelfstandige wijze vergroot: zoals in: je stopt een mannetjes haas en een vrouwtjes haas in een hok, en na een half jaar haal je meer hazen eruit dan je erin stopt. Ha, zegt de egoïst: zie je wel: zonder dat ze het wilden hebben mannetjeshaas en vrouwtjeshaas gezorgd voor meer: meer hazen.
Dat is dus onjuist: het is de natuur die in eerdere fasen van de ontwikkeling naar deze situatie die ervoor gezorgd heeft dat mannetjeshaas en vrouwtjeshaas samenwerken om meer hazen te krijgen. Hier is sprake van ingebouwde samenwerking, van ingebouwd altruïsme. .
Een economisch voorbeeld. Stel iemand heeft een fabriek. dat kan hij net zo veel voor zichzelf houden als hij wil. Als hij dat doet, is er op een geven moment niet genoeg over de de rest, en gaat de fabriek failliet. Het net zo veel voor je zelf houden als je wil is egoïstisch, het ook rekening houden met de anderen is altruïstisch. Een van de oorzaken van de snelle vooruitgang van de westerse maatschappij is dat meestal het tweede gebeurt
Ander economisch voorbeeld: het gaat slecht met een fabriek, en je moet kiezen wie te ontslaan: een groot deel van het kleinere maar duurdere personeel in de leiding, of een groot deel van de producerenden. De altruïstische keuze is de tweede, want met een klein deel van de leiding en een groot deel van de producerenden kan de fabriek als geheel wel blijven produceren en bestaan, terwijl met een groot deel van de leiding en een klein deel van de produceren, de fabriek failliet gaat. In dit geval is de altruïstische keuze zo moeilijk voor de betrokkenen, dat vele grote bedrijven (bijvoorbeeld Fokker) en hele bedrijfstakken (textiel) er failliet gegaan aan zijn gegaan.
Ook in de economie blijkt dat zodra je goed kijkt, het alleen de samenwerking is die voor de resultaten en de vooruitgang zorgt. Zodra egoïsme op wat voor merkbare schaal zijn intrede doet, zie je meteen de negatieve effecten. De rechtse stelling over de waarde van het egoïsme is dus, en hoogst waarschijnlijk alleen gebaseerd om dat reeds bestaande egoïsme in hun eigen denken te rechtvaardigen: men zou graag meer willen nemen dan rechtvaardig is, maar durft het niet - en dus heeft men er een theorie bij verzonnen om zichzelf te overtuigen.
Het zou best zo kunnen zijn dat de huidige trend van egoïsme onder onze leiders, nu bekend als het graaine, voortzet. dat kan een tijdje goed gaan, en ze kunnen dus denken dat ze met hun miljoenen en miljarden wegkomen - zeg bijvoorbeeld uiteindelijk naar Dubai of het Caribisch gebied. Maar zodra daardoor de samenwerking stopt die de welvaart overeind houdt, zal al behalve in de westerse wereld zelf, ook al heel snel de toevoer naar dat soort gebieden stoppen. En aangezien die gebieden niets zelf van enige importantie kunnen produceren, gaan die leiders nog eerder ten onder dan de rest van de maatschappij. En latere geschiedschrijvers zullen studies doen naar de gelijkenis tussen de ondergang van, zeg, van Rome, en die de huidige westerse maatschappij.
Bron: Rijnlandmodel.nl via Wereldgeheimen.nl
Geen opmerkingen:
Een reactie posten